Wekelijks staat Erik Baalbergen aan de hand van een foto stil bij een IJmuidens onderwerp naar aanleiding van de actualiteit, een bijzondere gebeurtenis, een evenement of gewoon een van de mooie taferelen die IJmuiden biedt. In deze aflevering aandacht voor IJmuiden als een thuishaven voor de Veertig.
Door Erik Baalbergen
De “Veertig” is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van IJmuiden. Het was tot negentig jaar geleden een buurtje met veertig schamele woningen aan de Prins Hendrikstraat, de Zeestraat (de latere Frogerstraat) en de Hoeksteeg. We kennen de Veertig van foto’s van een krottenbuurtje waar de armoede vanaf straalt. Maar de Veertig heeft ook onzichtbare sporen nagelaten. Achter de Veertig zit een stuk sociale IJmuider geschiedenis, die je tussen alle “nostalgische” foto’s en verhalen van weleer bijna zou, maar niet mag vergeten.
Nauwelijks woningen
Rond de opening van het kanaal in 1876 zijn woningen in IJmuiden schaars. Amsterdam wil immers de nederzetting rond de zeesluizen niet verder ontwikkelen. De Amsterdamse Kanaalmaatschappij heeft een rijtje sluiswachterswoningen neergezet en Waterstaat heeft daarnaast enkele dienstwoningen laten bouwen. Verder is er voor de bewoners een winkel, een hulppostkantoor en een tapperij. Andere werknemers van de Kanaalmaatschappij, sleeppersoneel, vletterlieden, loodsen, ambachtslieden en middenstanders moeten elders woonruimte zoeken, in het duingebied of op De Heide.
Plannen
Maar de invloed van Amsterdam is beperkt. De door Bik en Arnold aan de Kanaalmaatschappij verkochte gronden strekken zich tot honderd meter ten noorden en honderd meter ten zuiden van de kanaal-as. Bik en Arnold richten in 1867 de ‘Burgerlijke Maatschap’ op om de gronden daarbuiten te beheren. Al rond de opening van het kanaal heeft de Burgerlijke Maatschap, vanaf 1879 Maatschap IJmuiden, plannen voor de ontwikkeling van het gebied ten zuiden van de kanaalmonding. Zij wil het duingebied egaliseren en percelen voor hotels, kantoren, bedrijven en woningen verkopen. Er zijn zelfs ‘voorschriften betreffende de bouw van woningen en de hygiëne daarvan.’
De hoop is dat IJmuiden ontwikkelt tot badplaats en aanlegplaats voor passagiersschepen. Maar badgasten en passagiers blijven weg. De verkoop van percelen komt pas goed op gang als zeevissers IJmuiden ontdekken en IJmuiden onstuimig groeit. De gemeente Velsen bemoeit zich aanvankelijk nergens mee; zij heeft haar buik al vol van de ellende rond de kanaalgraverij en staat onwelwillend tegenover de ontwikkeling van IJmuiden.
Arbeiderswoningen
De zoon van Arnold, J.W.R. Arnold, financiert in 1877 de bouw van de eerste en voor tijdelijke bedoelde arbeiderswoningen ‘ten gerieve van de werkende stand’. Het zijn veertig kleine duplexwoningen, die aan het einde van de Prins Hendrikstraat en de Zeestraat tegen de duinrand worden gebouwd. Aan de hand van oude plattegronden is te zien dat aan de westzijde een hoek in de bebouwing ontstaat door het gebruik van rechte bouwkavels tegen de schuin weglopende duinrand. Bij latere uitbreiding van IJmuiden wordt de overkant bebouwd en ontstaat een smal straatje met een hoek: de Hoeksteeg. In juli 1900 krijgt de Hoeksteeg haar officiële naam.
In de aflevering ‘De Veertig stond er veel te lang’ van zijn reeks ‘IJmuiden wat vertel je me nou?’ schrijft Jan van Baarsel op basis van interviews over de Veertig en de woningen. Een woning bestond uit een portaal van 1 vierkante meter, een voorkamer en een achterkamer. Het portaal diende tevens als keuken. Behoeften werden buiten gedaan op het secreet: een los van het huis staand “schijthokje” met daarin een plank met gat en houten deksel. Het wijkje had bij de ingang bij de Hoeksteeg een eigen waterpomp. Er waren twee bedsteden waarin je met opgetrokken knieën moest slapen. Onder de bedsteden bevond zich een ‘kooi’, een ruimte waar de kinderen konden slapen. Een bovenwoning kostte twee gulden per week; een benedenwoning een kwartje extra.
Bewoners
In het begin komen vooral Egmondse vissers op de veertig af. Omdat ze in hun eigen ‘Derp’ met hun bomschuiten weinig tot niets verdienen, gaan ze op vissersschepen vanuit IJmuiden varen. Eerst komen ze nog lopend of met de hondenkar over het strand naar IJmuiden. Maar de Veertig trekt tijdens de bouw hun aandacht. De woningen zijn groot vergeleken met hun hokjes in Egmond. Ook vissersgezinnen uit Pernis en Middelharnis komen er wonen. Zodra meer geld wordt verdiend verhuizen de gezinnen naar ruimere woningen elders in IJmuiden. De huisjes worden daarna vooral aan Urker vissers verhuurd.
Verkrotting en armoede
Vanwege het tijdelijke karakter worden de veertig woningen nauwelijks onderhouden. Met de inwerkingtreding van de Woningwet in 1901 moeten ze eigenlijk onbewoonbaar worden verklaard. Door de economische toestand en de Eerste Wereldoorlog blijven ze in gebruik. De Veertig vervalt tot een berucht sloppenwijkje. In krantenartikeltjes lezen we dikwijls over diefstal, huiselijk geweld, vechtpartijen en brandjes. Tekenend voor het wonen in de Veertig is een liedje over Engel Keers, met zijn vrouw Kato een van de laatste bewoners van de Veertig: In de Hoeksteeg nummer vijf, daar woont Keersie met z’n wijf, met twee stoelen zonder matten, en een tafel zonder latten, en een pispot zonder oor. Zo gaat Keersie met zijn wijf het leven door.
Dat de bewoners zich – ook achteraf – schamen voor hun armoede blijkt onder meer uit het verhaal dat Engel Kromhout van der Meer als jongetje van tien van zijn oma Alberta Gouda hoorde. Oma, die normaal levendig en in behoorlijk Nederlands allerlei verhalen “over vroeger” vertelde, heeft Engel eenmalig, met veel schroom en op z’n plat Derps over de Veertig verteld. Het gezin waarin zij opgroeide was van de honger van Egmond aan Zee naar IJmuiden gevlucht. Vader begon met Willem en Job Gouda de eerste visdrogerij van IJmuiden.
Fluisterend en met haar hand voor de mond vertrouwde oma aan Engel toe dat ze in de Veertig kwamen wonen. Als vader een biertje teveel ophad, sloeg hij de boel kort en klein. Buitenstaanders zagen Veertigers als uitschot en keken op ze neer. De armoede en de ervaringen van de Veertig hebben Alberta, die later met Willem Kromhout van der Meer trouwde, levenslang achtervolgd.
Sloop
In 1919 verklaart het gemeentebestuur op advies van de gezondheidscommissie de woningen onbewoonbaar, maar de provincie weigert het besluit te bekrachtigen. In de jaren daarna komt de Veertig regelmatig opnieuw ter sprake maar zonder resultaat. Na jaren van grote leegstand en vandalisme door straatjeugd besluit de gemeenteraad in 1932 definitief tot onbewoonbaarverklaring. Kort daarop wordt de Veertig gesloopt. Jarenlang vormt de voormalige Veertig een gapend gat. Afgelopen jaren zijn op deze grond nieuwe woningen verrezen.
In 1955 besluit de gemeente de Hoeksteeg formeel te onttrekken aan het openbare verkeer. Het gebied wordt aangewezen als industrieterrein. De naam Hoeksteeg wordt in 1973 ingetrokken. Tot in de zeventiger jaren heeft aan de zijgevel van de smederij Van Ikelen aan de Prins Hendrikstraat een straatnaambordje Hoeksteeg gehangen. Volgens Jan Riedijk is de ondergrond van de Hoeksteeg tot in de jaren zeventig nog duidelijk aanwezig. Wat rest van de Veertig en de Hoeksteeg zijn de herinneringen, verhalen en foto’s. Nog een aardig weetje: formeel heeft IJmuiden maar twee stegen gekend: de Hoeksteeg en de Bloemsteeg. Uit verhalen en een oud krantenartikel kennen we ook nog de Priksteeg.
Voor deze lange aflevering heb ik naast mijn gebruikelijke bronnen dankbaar gebruik gemaakt van informatie ontvangen van mede-IJmuidenkenners Engel Kromhout van der Meer en Jan Riedijk, waarvoor grote dank!
Foto:
De bekendste maar ook meest sprekende foto van de Veertig toont mevrouw Verschuren met Alie op de arm. Op de achtergrond staan van links naar rechts Arie Verschuren, Neel Verschuren, Wil Majoor, Door Majoor, Tiny Majoor en Leen van der Ent. Foto: Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van de gemeente Velsen.