We staan stil bij een typisch IJmuidens onderwerp aan de hand van een foto en naar aanleiding van de actualiteit, een stukje geschiedenis, een bijzondere gebeurtenis, een evenement of gewoon een van de mooie taferelen die IJmuiden biedt. In deze aflevering aandacht voor de kanaalgravers (deel 3).
Door Erik Baalbergen
In deel 1 en 2 lazen we hoe ‘Hollandsche polderjongens’ en vele anderen op de kanaalwerken afkomen en hier onder erbarmelijke omstandigheden leven, werken en wonen. In dit deel (3) lezen we dat een van de aangekondigde loonsverlagingen zelfs tot een opstand leidt en dat er gelukkig toch nog enkelen zijn die zich het lot van de kanaalgravers aantrekken.
Armoede
De kanaalgravers en hun gezinnen leven onder primitieve en barre omstandigheden. Het zware werk wordt slecht betaald. De werkers worden uitgebuit en geconfronteerd met loonsverlagingen en slinkse manieren om ze nog minder te hoeven betalen. Er wordt gestaakt, maar onruststokers en stakers worden dikwijls gewoonweg ontslagen. Als er geen werk is, zoals tijdens koude periodes in de wintermaanden of als de Amsterdamsche Kanaal-Maatschappij (AKM) geen geld heeft, is er geen inkomen en heerst er armoede. Veel kanaalgravers en hun gezinnen houden zich dan noodgedwongen in leven met bedelen, stropen, prostitutie en diefstal.
Kanaalgraversopstand
Bij een van de aangekondigde loonsverlagingen slaat de vlam in de pan en komen de kanaalgravers in opstand. Op 5 september 1866 leggen zij het werk stil en trekken met hele gezinnen massaal op naar de ten noorden van het dorp Velsen liggende buitenplaats Wijkeroog, om verhaal te halen bij hoofdopzichter Cornelisse van de AKM. In 1865 heeft de AKM de buitenplaats, met onder meer de tuinmanswoning, het koetshuis, de paardenstalling, de oranjerie en diverse loodsen, gekocht om het als kantoor en opslagruimte te gebruiken. Het herenhuis van Wijkeroog staat er dan al niet meer; dat was in 1857 gesloopt.
Cornelisse zelf is al tijdig met de noorderzon vertrokken. De nog aanwezige stalmeester John Marrs probeert het fort te verdedigen en zwaait met zijn geweer. Als de opgewonden kanaalgravers over de hekken proberen te klimmen, schiet hij de 21-jarige kanaalgraver Hubrecht Keijmel dood en verwondt een brigadier-majoor. De door de dorpsveldwachter gealarmeerde officier van justitie komt met enkele rijksveldwachters ter plekke en beveelt de arrestatie van Marrs. Door een misverstand vatten de opstandelingen het bevel op als ‘dood of levend’. Zij proberen de zich in de gebouwen verschansende Marrs uit te roken. Marrs komt inderdaad naar buiten en wordt door de opstandelingen afgetuigd. Opgedraafde dragonders weten de rust te herstellen maar kunnen niet voorkomen dat er gebouwen van Wijkeroog afbranden.
Marrs overleeft de afranseling maar is zwaargewond. Hij keert begin 1867 weer als stalmeester terug. Enkele kanaalgravers en een van hun vrouwen worden vanwege hun vermeende rollen bij de opstand gearresteerd. De vrouw wordt zelfs veroordeeld tot de doodstraf, maar later verleent koning Willem III haar gratie. De gebeurtenissen leiden tot een groot onderzoek naar de rol van het gezag. De kanaalgraversopstand en de nasleep gaan de geschiedenis in als het ‘Velser Schandaal’.
Cholera
Naast armoede, drankzucht, uitbuiting en arbeidsonrust krijgen de kanaalwerkers ook te maken met allerlei ziektes ten gevolge de slechte woon- en leefomstandigheden. Zo weet ook de cholera-epidemie, die rond de zomer van 1866 rondwaart, de nederzettingen te vinden en maakt daar veel slachtoffers.
Sociale noden
En de gemeente Velsen, op wiens grondgebied al deze noden plaatsvinden? De inwoners van Velsen? De AKM en de aannemer voor wie de kanaalgravers hun werk verrichten? Het gemeentebestuur en de meeste inwoners van Velsen hebben geen oog voor al die werkers en hun gezinnen in keten, hutjes en holen. De bewoners en de overlast die ze veroorzaken zijn immers maar tijdelijk, denkt men in Velsen. De verwachting is dat ze, zodra als het kanaal klaar is, zullen vertrekken, dus waarom zou je je zorgen maken over hun sociale toestand? De aannemer kijkt alleen maar naar de resultaten en hoopt na de oplevering snel terug te keren naar Engeland. En de AKM maakt zich vooral zorgen om de afspraken en het geld, en viert feest bij de hoogtepunten.
Omkijken
Gelukkig zijn er nog mensen die wel omkijken naar de noden van de kanaalwerkers. Soms, als de nood hoog is omdat het werk stilligt of de cholera onder de bevolking rondwaart, zien we in de kranten oproepen van Christelijke organisaties en Velsense buitenplaatsbewoners om de nood onder de ‘Nederlandsche Arbeiders aan het Kanaal door Holland op zijn Smalst’ te lenigen. Ook doen enkele buitenplaatsbewoners een beroep op hun contacten bij een evangelische vereniging in Amsterdam. Deze vereniging vormt een commissie met het doel ‘een evangelisatiepost en een Christelijke school te stichten op de Heide te Velsen’.
Aan de Zeeweg wordt een houten loods van 18 bij 7 meter gebouwd met daarin twee schoollokalen en een eenvoudige woning voor het schoolhoofd. Op 22 maart 1867 wordt de school geopend. Het leerlingental groeit snel, maar de leerlingen bezoeken de school onregelmatig. Discipline ontbreekt van huis uit bij de leerlingen en de ouders voelen zich nauwelijks betrokken. De eerste hoofdonderwijzer Abraham Meijer en zijn hulponderwijzer houden het dan ook geen jaar vol.
Pieter Vermeulen
De commissie doet daarop een beroep op de kersverse hoofdonderwijzer Pieter Vermeulen uit Amsterdam. Pieter verkiest in goed overleg met zijn verloofde deze uitdaging op de Heide boven een goedbetaalde baan in Amsterdam. Hij betrekt als 24-jarige begin februari 1868 de woning voor het schoolhoofd en staat al vier dagen later voor de klas. Hij wordt aanvankelijk niet geaccepteerd maar Pieter laat zich niet uit het veld slaan. Hij beschouwt zijn werk als een roeping en weet, gesteund door zijn geloof en zijn verloofde, die overigens vanaf april datzelfde jaar zijn vrouw wordt, vol te houden.
Pieter zet zich met raad en daad in voor de kanaalgravers. Hij doet dat niet alleen als ‘de meester’, zoals velen hem kennen. Hij bezoekt de gezinnen en regelt voedsel en kleren voor de behoeftigen, van zijn eigen salaris en met hulp van bewoners van de buitenplaatsen. Door zijn inzet worden Pieter en zijn vrouw opgenomen in de kanaalgraversgemeenschap, niet alleen tijdens de aanleg van het Noordzeekanaal maar ook lang daarna.
In deel 4 gaan we in op de aandacht die in de loop van de twintigste eeuw ontstaat voor de omstandigheden van de kanaalgravers.

Fotobijschrift: Het hoofd van stalmeester John Marrs, na de verwonding tijdens de kanaalgraversopstand bij Wijkeroog van 5 september 1866. Noord-Hollands Archief / Beeldcollectie van de gemeente Velsen, inv.nr. 10710

