In deze rubriek staan we stil bij een typisch IJmuidens onderwerp aan de hand van een foto en naar aanleiding van de actualiteit, een stukje geschiedenis, een bijzondere gebeurtenis, een evenement of gewoon een van de mooie taferelen die IJmuiden biedt. In deze aflevering aandacht voor de plannen voor de aanleg van het Noordzeekanaal (deel 1)
Door Erik Baalbergen
Op 1 november 1876 opent koning Willem III het Noordzeekanaal en tekent daarbij de ‘geboorteakte’ van IJmuiden. Dat is volgend jaar precies 150 jaar geleden. Ter gelegenheid hiervan zal ik in deze rubriek regelmatig aandacht besteden aan een onderwerp uit de veelbewogen geschiedenis van IJmuiden. Hierbij het eerste deel van een tijdreis door de plannen voor de doorgraving van Holland op zijn Smalst. Deze plannen zijn uiteindelijk uitgemond in de aanleg van het Noordzeekanaal. Zonder dat kanaal zou IJmuiden nooit zijn ontstaan!
Amsterdam
We beginnen onze tijdreis bij Amsterdam, dat dit jaar haar 750-jarig bestaan viert. De stad ontstaat in de twaalfde eeuw als een kleine nederzetting bij de monding van de Amstel. In 1275 krijgt Amestelledamme tolprivileges van graaf Floris V. Dat moment geldt als de geboorte van de stad Amsterdam. Amsterdam ligt gunstig aan het IJ, dat via de Zuiderzee verbonden is met de Noordzee en dus toegang geeft tot de wereldzeeën en andere havens. Door die gunstige ligging groeit Amsterdam uit tot een belangrijke handelsstad.
Tot in de negentiende eeuw is het IJ de enige verbinding tussen Amsterdam en de wereldzeeën. Maar in de loop der eeuwen wordt varen over het IJ en de Zuiderzee steeds moeilijker. De schepen worden groter en krijgen meer diepgang. Bovendien wordt het IJ zelf ondieper. Het slibt langzaamaan dicht door de vorming van modderbanken omdat er steeds minder stroming is. Ook de zandbank Pampus in de Zuiderzee vormt een hoger wordende drempel.
Voor Pampus
Een mogelijke oplossing is het overhevelen van zware scheepsladingen in kleinere, lichtere schepen bij Texel of Den Helder, maar dat is tijdrovend en kostbaar. Eind zeventiende eeuw vindt Meeuwis Meindertsz de scheepskamelen uit. Aan weerszijden van een zwaarbeladen vrachtschip worden onderling met kettingen verbonden en met water gevulde bakken stevig vastgemaakt. Vervolgens worden de bakken leeggepompt. Deze komen hoger te liggen in het water en tillen het schip mee omhoog. Bij krachtige wind uit de goede hoek en hoge waterstand kunnen Marker waterschuiten zo’n transport over de modderbanken van Pampus trekken. Daar zijn soms wel zes van die schuiten voor nodig. Vrachtschepen moeten soms lange tijd wachten op die gunstige omstandigheden en liggen daarbij letterlijk ‘voor Pampus’.
Dou
Al in de zeventiende eeuw bestaan er plannen om Amsterdam met de Noordzee te verbinden via een kanaal door Holland op zijn Smalst. Dit is de smalle landtong tussen het Wijkermeer, als westelijke uitloper van het IJ, en de Noordzee, ter hoogte van Velsen. Jan Pietersz. Dou, landmeter, kaartenmaker en waterbouwkundige bij Hoogheemraadschap Rijnland, presenteert in 1634 zijn ‘Concept om Suyt en Noort-Holland door een kanaal aan de Breesaep water te doen loozen’.
Dat kanaal betreft een afwateringskanaal vanaf het Wijkermeer door de duinvlakte Breesaap bij Velsen naar de zee. Hierbij wordt een bestaande natuurlijke afwatering van het water uit de duinvlakte naar de zee benut. Het kanaal is niet bedoeld voor scheepvaart tussen Amsterdam en de Noordzee. Amsterdamse kooplieden en reders wijzen het plan af, omdat hierbij het oostelijke IJ moet worden afgedamd.
Brunings en Blanken
In de loop van achttiende beginnen steeds meer mensen zich zorgen te maken over de toekomst van de handel en de scheepvaart. In 1772 komt de waterbouwkundige en grondlegger van Rijkswaterstaat Christiaan Brunings met een plan voor de ‘doorgraving uit het Wykermeir naar de Noordzee’. Hierbij dient het kanaal voor zowel afwatering als scheepvaart. De Amsterdammers wijzen ook dit plan af vanwege de afdamming van het oostelijke IJ.
Naar aanleiding van een in 1805 op verzoek van het Amsterdamse stadsbestuur door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem uitgeschreven prijsvraag verschijnt in 1808 een verhandeling van ingenieur Jan Blanken, inspecteur van Rijkswaterstaat, over ‘de opslibbing van het IJ’, met een afdammingsplan voor het oostelijke IJ. Hij krijgt hiervoor de ‘dubbele gouden Eerprijs’. Koning Lodewijk Napoleon is enthousiast en de plannen worden uitgewerkt. Het einde van de Franse bezetting in 1813 zet een streep door de uitvoering van de plannen.
Potloodstreep
Een andere streep wordt gezet in 1816 door koning Willem I, de ‘Koning Koopman’. Een potloodstreep wel te verstaan. Blanken weet de koning enthousiast te krijgen voor zijn plannen. Willem I is een grote voorstander van de doorgraving van Holland op zijn Smalst en het afsluiten van het oostelijke IJ. Tijdens een vergadering van de ministerraad zet de koning op een landkaart met een potlood een streep tussen het Wijkermeer bij Velsen en de Noordzee, zo van: ‘hier moet het kanaal komen’. Maar Blankens plannen worden niet uitgevoerd; Amsterdam blijft fel tegenstander van de afdamming van het oostelijke IJ, de verbinding met de Zuiderzee en de rest van de wereld.
Fotobijschrift: Fragment van de kaart van ‘T Hoogh-Heemraatschap vande Uytwaterende Sluysen in Kennemerlant ende West-Frieslant’, ca. 1682. Amsterdam is duidelijk te herkennen als de halve rode cirkel aan ‘Het Ye’. Het tracé van het later aangelegde Noordzeekanaal is tussen het Wijkermeer bij Velsen en de Noordzee aangegeven met de blauwe streep. De eerste sluizen, de Zuidersluis en de Kleine Sluis, zijn aangegeven met de S. Het dorp Velsen ligt bij de V. Kaart vervaardigd door J. Dou (1615-1682), Noord-Hollands Archief / Collectie van kaarten en kaartboeken van de Provinciale Atlas Noord-Holland, inv.nr. 761