In deze rubriek staan we stil bij een typisch IJmuidens onderwerp aan de hand van een foto en naar aanleiding van de actualiteit, een stukje geschiedenis, een bijzondere gebeurtenis, een evenement of gewoon een van de mooie taferelen die IJmuiden biedt. In deze aflevering aandacht voor de plannen voor de aanleg van het Noordzeekanaal (deel 2)
Door Erik Baalbergen
Op 1 november 1876 opent koning Willem III het Noordzeekanaal en tekent daarbij de ‘geboorteakte’ van IJmuiden. Dat is volgend jaar precies 150 jaar geleden. Ter gelegenheid hiervan zal ik in deze rubriek regelmatig aandacht besteden aan een onderwerp uit de veelbewogen geschiedenis van IJmuiden. Hierbij het tweede deel van een tijdreis door de plannen voor de doorgraving van Holland op zijn Smalst. Deze plannen zijn uiteindelijk uitgemond in de aanleg van het Noordzeekanaal. Zonder dat kanaal zou IJmuiden nooit zijn ontstaan!
Groot Noordhollandsch Kanaal
Tussen 1818 en 1825 wordt het Groot Noordhollandsch Kanaal tussen Den Helder en Amsterdam gegraven. Amsterdam is bang dat de handel zich naar Den Helder zal verplaatsen en is dus niet blij met dit kanaal. In 1824 varen de eerste schepen door dit kanaal. De schepen worden eerst met jaagpaarden getrokken; zo’n tocht duurt ongeveer drie dagen. Later duurt de tocht met stoomsleepboten zo’n 12 tot 20 uur.
Tussen 1824 en 1850 voorziet het Groot Noordhollandsch Kanaal in de behoeften, maar intussen worden de schepen groter en het kanaal te klein. Ook komen er steeds meer stoomschepen. Deze kunnen op open water sneller varen, maar dat kan en mag weer niet in het Groot Noordhollandsch Kanaal.
Goudriaan en Mentz
Al in 1821 schrijft de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen op verzoek van de regering opnieuw een prijsvraag uit over de vraag of afsluiting van het IJ alsnog wenselijk is als het Groot Noordhollandsch Kanaal bruikbaar blijkt te zijn. Deze prijsvraag levert plannen op van Goudriaan, een collega van Blanken, en hoofdingenieur van Rijkswaterstaat Mentz.
Deze plannen omvatten wederom afsluiting van het oostelijke IJ om het dichtslibben te voorkomen en doorgraving van Holland op zijn Smalst. Omdat het Groot Noordhollandsch Kanaal toch geen oplossing biedt voor de groter worden en snellere schepen, worden de plannen voor doorgraving van Holland op zijn Smalst en de daarbij benodigde afsluiting van het oostelijke IJ steeds actueler en neemt de weerstand vanuit Amsterdam af.
Uitstapje naar Y-Muiden
In 1848 publiceren Pieter Faddegon en Jacob Kloppenburg een ruim 150 pagina’s tellend boekje onder de (lange) titel: ‘De indijking en droogmaking van de Zuiderzee en het IJ, met kanalen van af den IJssel bij Arnhem, langs Amsterdam tot in de Noordzee; voorgesteld en aangeprezen als een krachtig middel tot verheffing van handel, scheepvaart en landbouw in Nederland’. In dit boekje staan onder meer plannen voor een kanaal tussen Amsterdam en de Noordzee door Holland op zijn Smalst, iets ten noorden van Haarlem. Deze plannen inspireren Simon Vissering tot het schrijven van het verhaal ‘Een uitstapje naar Y-muiden’ in De Gids van oktober 1848. Vissering wordt hiermee de naamgever van het latere IJmuiden.
In 1848 wordt ingenieur en technisch adviseur Willem Anthony Froger, voorstander en initieel ontwerper van een kanaal tussen Amsterdam en de Noordzee, door het gemeentebestuur Amsterdam aangewezen als voorzitter van een commissie ter beoordeling van aanvragen tot inpoldering van verschillende gedeelten van het IJ bewesten van Amsterdam. Deze commissie dient een plan in voor het doortrekken van IJ naar de Noordzee, in belang van de inpolderingen, de afwatering van Rijnland en de Amsterdamse koophandel. Dit plan wordt de grondslag voor de plannen voor de aanleg van het Noordzeekanaal.
Kanaal door Holland op zijn Smalst
Intussen stemmen de Amsterdamse kooplieden in met afsluiting van het oostelijke IJ en daarmee de toegang tot de Zuiderzee. In 1851 adviseren B&W van Amsterdam de gemeenteraad de smalle duinstrook bij Velsen, die het IJ van de Noordzee scheidt, door te graven teneinde de hoofdstad met de zee te verbinden. De heren Bik en Arnold ruiken geld en kopen in datzelfde jaar met vooruitziende blik op de kanaalplannen de duinvlakte Breesaap. In december 1861 wordt een voorlopige concessie verleend aan de Amsterdamse notaris J.G. Jäger ‘ tot het graven en exploiteren van een kanaal ter verbinding van de Noord- en Zuiderzee door Holland op z’n Smalst, met afdamming en inpoldering van het IJ.’ De aanleg is gebaseerd op een uitgewerkte ontwerp van de Engelse ingenieurs Croker en Burn in samenwerking met Jäger.
Aanleg
In 1863 is er van alle kanten draagvlak voor het kanaal en wordt de definitieve concessie verleend aan de in dat jaar opgerichte Amsterdamsche Kanaal Maatschappij AKM. Amsterdamse kooplieden brengen samen met koning Willem III de benodigde gelden bijeen. Omdat Nederlandse aannemers de grote klus niet aandurven, sluit de AKM een overeenkomst met de Engelse aannemer Henry Lee & Son voor de aanleg van het kanaal. Op 8 maart 1865 steekt AKM-directeur J. Boelen de eerste spade in de grond.
De klus duurt bijna twaalf jaar en omvat inpoldering- en graafwerkzaamheden, de aanleg van negen zijkanalen, de bouw van de Oranjesluizen ten oosten van Amsterdam en de eerste sluizen bij IJmuiden en de bouw van de pieren bij IJmuiden. Nederlandse arbeiders doen het graafwerk in de duinen, met de hand, spade en kruiwagens. Dit werk gebeurt onder zware omstandigheden, waarbij de aannemer en uitvoerders de arbeiders uitbuiten en de arbeiders en hun gezinnen onder onhygiënische en armoedige omstandigheden moeten leven en werken. Het boek ‘De Woede van Abraham’ van Conny Braam geeft een indruk van het leven en de omstandigheden van deze kanaalgravers.
Op 1 november 1876 opent koning Willem III het Noordzeekanaal.
Fotobijschrift: Een recente blik op de monding van het Noordzeekanaal. We zien duidelijk het sluizencomplex, het Forteiland, de Vissershaven en Haringhaven. Links op de voorgrond ligt het strand van Velsen-Noord. Foto: Erik Baalbergen, 2024