IJmuidenaar Frits Rijperman droomde ervan om stergitarist te worden. Hij is teamleider in een zorginstelling geworden en speelt voor de lol trompet in een jazzband. Hij schrijft regelmatig een column met een eigen illustratie over herinneringen, oude trends en nieuwe hypes in de moderne muziek.
De geknipte bassist
Piet, de gitaarheld van mijn middelbare school, het Ichthus College in IJmuiden, zou in juni 1974 optreden bij zijn eigen Beverwijkse voetbalclub DEM. Na de jaarvergadering moest het gaan swingen. Piet had alleen nog niet nagedacht over de band die hem zou begeleiden. Omdat ik een gitaar, een versterkertje en een garage om in te oefenen tot mijn beschikking had, kwam hij bij mij thuis langs om te vragen of ik mee wilde doen. Natuurlijk. Ik fantaseerde al over een volle juichende zaal. Zijn vriend Paul zou drummen. Een kleinigheidje; hij kon het nog niet, maar speelde wel goed piano dus dat kwam wel goed, dacht Piet. Albert, een vriend uit mijn vorige bandje kon dan bassen, hielp ik hem verder vooruit. De honderd piek, een godsvermogen, die we gingen verdienen zou geïnvesteerd worden in de huur van twee enorme London City gitaarversterkers voor het optreden. Haastig studeerden we repertoire in. Langzame blues, snelle blues. Summertime en Long Train Running. Alles instrumentaal, een zanger hadden we niet nodig. Piet kon de melodieën op de gitaar soleren.
De kantine van DEM rook naar natte dweil, zweetsokken en verschraald bier vermengd met sigarenrook. Een vitrine vol vaantjes, bekers en plaquettes glom ons tegemoet. Albert kwam als laatste van de band binnen stappen, maar wat was dat? Hij had zijn haren zelf geknipt en het resultaat van deze huisvlijt? Lange stekels op z’n hoofd, de oren vrij en lange slierten in de nek. David Bowie had dat, maar verder nog he-le-maal niemand. In 1974 dus…Iedereen had lang haar. Maar dit?
Het duurde uren, de ledenvergadering. Toen we eindelijk aftikten om te spelen, stonden de DEM-leden op en vertrokken. Alleen de voorzitter en zijn vrouw waagden een walsje op onze rock & roll. Two for the show. Ondanks deze deceptie was het toch een geweldig optreden. Paul had een jazzy en softe touch in zijn drums ontwikkeld en door de geweldige versterkers kon ik nu voor het eerst eens horen hoe goed Albert kon spelen. Met zijn post-corona kapsel stond hij zwijgend en bewegingsloos heerlijk te bassen. Onze band klonk opeens enorm tof. Albert had bovendien nog iets anders voor elkaar gekregen. Na afloop van het optreden verklaarde een van de meegereisde vriendinnetjes verliefd te zijn geworden op hem. Nu werd ik op mijn beurt even stil. Wáááát? Hoe kon dat? Zo stil en met deze coupe!
Albert de oester. De ondersteunende smaakmaker. De stille bassist, die ongemerkt, sneaky flirt en communiceert met het publiek en de ‘aanwezige camera’s, de ogen van de meisjes. De DEM-leden die ons optreden niet wilden zien, omdat ze kozen voor de immens populaire tv-serie De Stille Kracht hadden de legendarische show van onze eigen stille kracht Albert gemist. Daar vielen Pleuni Touw en Willem Nijholt bij in het niet. Er is dus hoop voor alle zelfkappers, die zich een Coupe Corona willen aanmeten.
Alle nummers die in de columns voorkomen kun je natuurlijk googelen, maar zijn ook op mijn Spotify afspeellijst te vinden. Check Jutter listed van Frits Rijperman.