Typisch IJmuiden: de kanaalgravers

We staan even stil bij een typisch IJmuidens onderwerp aan de hand van een foto en naar aanleiding van de actualiteit, een stukje geschiedenis, een bijzondere gebeurtenis, een evenement of gewoon een van de mooie taferelen die IJmuiden biedt. In deze aflevering aandacht voor de kanaalgravers (deel 1).

Door Erik Baalbergen

In de zeventiende eeuw zijn er al plannen voor de aanleg van een kanaal tussen Amsterdam en de Noordzee door Holland op zijn Smalst, tussen het Wijkermeer en de Noordzee, nabij Velsen. Deze plannen worden afgewezen vanwege de daarbij noodzakelijke afsluiting van het oostelijke IJ, Amsterdams toegang tot de Zuiderzee. In de loop der eeuwen worden er steeds nieuwe plannen opgesteld, die ook steeds weer niet worden uitgevoerd. In september 2025 zijn twee afleveringen in deze rubriek gewijd aan deze plannen.

Aannemer

Eindelijk ligt er halverwege de negentiende eeuw een plan dat acceptabel is voor alle betrokkenen. Op basis van dat plan wordt in 1863 aan de in dat jaar opgerichte Amsterdamsche Kanaal-Maatschappij (AKM) concessie verleend voor de aanleg van een kanaal door Holland op zijn Smalst.

De AKM gaat aan het werk om de plannen verder uit te werken en de benodigde gelden en een geschikte aannemer te vinden. De financiering loopt niet over rolletjes maar Amsterdamse kooplieden brengen samen met koning Willem III de benodigde gelden bijeen om een start te maken. Nederlandse aannemers durven de grote klus onder de gestelde voorwaarden niet aan. Een zoektocht in het buitenland levert in oktober 1863 contracten met de aannemer William Mac Cormick and Son uit Londen op.

Er rijzen gedurende 1864 twijfels over Mac Cormick naar aanleiding van een berichtje in een Engelse krant over betalingsmoeilijkheden. Naar aanleiding hiervan verbreekt de AKM begin 1865 de overeenkomst met Mac Cormick en sluit contracten af met een andere Engelse aannemer, Henry Lee en Henry Lee Jr., die al verschillende grote werken in Engeland heeft uitgevoerd. Deze verplicht zich tot de aanleg van het kanaal en de daarbij komende werken, waaronder de pieren volgens het ontwerp van John Hawkshaw en Justus Dirks, de afsluiting van het oostelijk IJ en de sluizen bij de kanaalmonding.

Eerste spade

In de eerste week van januari 1865 worden metingen verricht ten behoeve van het aan te leggen kanaal en wordt het definitieve tracé afgebakend. In februari 1865 inspecteert de heer Freeman namens de aannemer het terrein waar het kanaal moet komen, op de uitvoerbaarheid van de werken voor het afgesproken bedrag. Op 8 maart 1865 wordt, nabij de latere zeesluizen, de eerste spade in de grond gestoken door Boelen, directeur van de AKM. Net op tijd, om de toegezegde 3 miljoen gulden van Amsterdam niet mis te lopen. Deze eerste spadesteek is het startpunt van bijna twaalf jaar hard werken.

Inpolderen en graven

Tussen Amsterdam en Velsen wordt het kanaal, met zijkanalen, aangelegd door het IJ en het Wijkermeer, de westelijke uitloper van het IJ, voor een groot deel in te polderen en de kanalen te voorzien van dijken. De verkoop van de langs het kanaal drooggelegde gronden zal de AKM te zijner tijd weer wat geld in het laatje brengen om de aanleg, afwerking en onderhoud van het kanaal verder te bekostigen.

Het deel door Holland op zijn Smalst, tussen het Wijkermeer bij Velsen en de afwateringsbeek vanuit de Breesaap naar de Noordzee, en dus voor een groot deel door de duinen en de zuidelijke Breesaap, wordt graven. Boven de waterlijn moet het afgraven van de zanderige bodem met de hand gebeuren.

Spitters scheppen met een schop het losse zand in zogenaamde piebegaaltjes, een bepaald soort kruiwagens. Kruiers rijden de volle piebegaaltjes via smalle loopplanken op het rulle zand tegen een steeds hoger wordende helling omhoog om het opgeschepte zand over de rand van zandkarren te storten. Die zandkarren worden door paarden over rails naar de kanaalwerken in het oosten getrokken, waar het gebruikt wordt voor de aanleg van dijken bij de inpoldering van het IJ. Zodra de zanderige bovenlaag is verwijderd, kan het uitdiepen met behulp van kleine baggermolens beginnen.

Polderjongens

Het spitten en kruien is zwaar werk, en vergt kracht en oefening. Henry Lee & Son levert wel het leidinggevende en toezichthoudende personeel uit Engeland en de AKM heeft ingenieurs in dienst, maar voor het zware graafwerk zijn Nederlandse arbeiders nodig. Zowel het inpolderen van het IJ en het Wijkermeer als het doorgraven van Holland op zijn Smalst trekt geoefende polderjongens uit het hele land aan.

Polderjongens zijn vanouds losse arbeiders, die vaak als dagloners werken bij de aanleg van polders, dijken, droogmakerijen en andere grondwerken. Ze zijn vaak ongetrouwd en trekken van het ene naar het andere werk. Bij een werk wonen ze in groepen onder primitieve en onhygiënische omstandigheden in provisorische keten. Ze werken zolang er daglicht is. Als er in de winter niet gewerkt kan worden, blijven de meesten in de keten hangen. Drankverkopers nemen hun kansen waar en komen maar al te graag op de werken af, zodat veel polderjongens hun vertier in de drank zoeken en vinden. Bij de aanleg van het Noordzeekanaal gaat het niet veel anders…

In deel 2 over de kanaalgravers lezen we over de barre omstandigheden waarin de kanaalgravers en hun gezinnen wonen, werken en leven.

Op de foto:
Kaart met het gebied van het Noordzeekanaal, 1866, steendruk in kleur, uitg. C.F. Stemler, Amsterdam 1866. (Afbeelding: Noord-Hollands Archief / Collectie van kaarten en kaartboeken van de Provinciale Atlas Noord-Holland, inv.nr. 273)