41 jaar stond hij voor de klas in IJmuiden, meester Serné. Op de Marnixschool, die later plaatsmaakte voor Het Kompas. Honderden IJmuidenaren hebben bij hem in de schoolbanken gezeten tussen 1974 en 2015. Ongezien over straat lopen is er dan ook niet bij voor deze 68-jarige IJmuidenaar. Met enige regelmaat haalt hij herinneringen op in de Jutter/Hofgeest. Deze week:
Oesterzwammen
De Marnixschool werd ouder en begon tekenen van verval te vertonen. In de lokalen kwamen scheuren in de muren en uit de plafonds viel kalk. Eerst alleen fijne stofdeeltjes. Later lieten grotere stukken plotseling los.
Kinderen probeerden tijdens de lessen die vallende stukjes te vangen. Soms hoorde ik er één roepen: “Ik heb ‘m!”. Waarna ieder weer verder ging met z’n taak. Regelmatig moest de klas geveegd worden en de tafeltjes van de kinderen met een natte handdoek afgelapt.
De houten raamkozijnen begonnen te rotten. Kinderen staken daar potloden in en waren verbaasd, dat zoiets kon. Ook konden ze lekker pulken in de stopverf van de ramen. Het resultaat was diverse gaten, niet goed sluitende ramen die scheef in hun sponningen hingen, waardoor het tochtte.
Mijn klas was op de bovenverdieping. Op een ochtend, onder schooltijd, viel uit mijn lokaal, spontaan een raam met sponning en al op het schoolplein. Gelukkig was het plein leeg.
Als het regende, was het niet alleen buiten nat. Het water kwam door het plafond en via de raamkozijnen binnen. In iedere klas stonden emmers onder de lekplekken en er lagen dweilen op de grond. Als het ’s nachts geregend had, moesten ’s ochtends eerst de emmers geleegd worden en de vloer gedweild. Ik had de gewoonte om de schriften van de kinderen per vak op een trappetje voor het schoolbord neer te leggen. “Droge plek”, dacht ik. Helaas ontstond er op een nacht een nieuwe lekplek, vlak boven de schriften. Die dobberden de volgende ochtend door het lokaal.
We werkten in een vochtige atmosfeer. Er ontstond schimmelvorming op plafonds en muren. Uit de scheuren in de muren groeiden schimmels zo groot als oesterzwammen.
Ik heb toen mijn biologielessen gekoppeld aan schimmels, paddenstoelen en oesterzwammen. Ieder kind begreep, hoe die ontstonden. Ze zagen het om zich heen ontstaan. (Dit was “aanschouwelijk onderwijs” voordat de term was uitgevonden). De kinderen opperden het plan om de zwammen door te laten groeien, om te kijken hoe groot ze konden worden. Dat deden we met een paar exemplaren. De grootste die viel had een diameter van 40 centimeter.
Er kwam natuurlijk de vraag of je onze “oesterzwammen” kon eten. Daar durfde ik geen ja of nee op te zeggen.
Het Pieter Vermeulen museum bood uitkomst. Daar kreeg ik een kweekbak voor eetbare oesterzwammen en een receptenboekje!!!
We hebben gebakken oesterzwam op toast en oesterzwamsoep gegeten.
Verantwoord.